Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], Doch Mozes sprak voor den HEERE, zeggende: Zie, de kinderen Israels hebben naar mij niet gehoord; hoe zou mij dan Farao horen? daartoe [15]ben ik onbesneden van lippen. 15. Dat is, ik ben niet welsprekend. Hieruit wil Mozes besluiten dat God hem niet tot Farao behoorte te zenden, maar een die beter ter taal was; zie boven, hfdst.4 vs.10. Ditzelfde klaagde ook Jesaja, Jes.6:5, en Jeremia, Jer.1:6.